Een eeuw schenkbelasting
In januari 1917 werd in Nederland een algemene belasting op schenkingen ingevoerd. Dit is reden om terug te kijken op de geschiedenis van deze heffing uit de Successiewet, en tevens voorzichtig vooruit te kijken.
Successiewetgeving voor 1917
De geschiedenis van belastingheffing naar aanleiding van een overlijden is oud. Al in de klassieke oudheid kwam een dergelijke heffing voor. In ons land werd deze heffing in 1598 geïntroduceerd onder de naam collaterale impost. In de eerste tijd van de successieheffing zag deze meestal alleen op bepaalde goederen, activa derhalve. Pas in 1805 kwam er een algemene successieheffing tot stand waarbij de overgang van alle goederen, onder aftrek van de schulden, werd belast. Vanaf 1832 werden schenkingen aan instellingen van ‘de dode hand’ met een quasi-successieheffing belast. Als reden werd aangevoerd dat vermogen in de dode hand buiten de verschillende belastingheffingen bleef, zodat er behoefte bestond aan een speciale belasting. Men zou dit de eerste stap richting een schenkbelasting kunnen noemen. In 1897 werd een tweede stap gezet toen schenkingen binnen 180 dagen voorafgaand aan een overlijden gedaan, als fictief legaat in de successieheffing werden betrokken. Dit om het ontgaan van die heffing te bestrijden. In beide gevallen werd de heffing over schenkingen derhalve geformaliseerd als een verkrijging krachtens erfrecht.
Wet van 1917
Een zelfstandige belasting over schenkingen ontstaat pas bij de wet van 20 januari 1917. Niet langer gaat het louter om het bestrijden van het ontgaan van de successieheffing. Ook schenkingen door een rechtspersoon worden in de heffing van schenkbelasting betrokken. Toch wordt de heffing van schenkbelasting veelal als complementair aan de heffing van erfbelasting opgevat. Bij schenkingen…