Elektrische fiets voor COPD-patiënt is geen hulpmiddel
Samenvatting
De echtgenote van belanghebbende lijdt aan COPD en heeft in 2012 een elektrische fiets aangeschaft met een aanschafprijs van € 2.842. In de aangifte IB/PVV heeft belanghebbende de aanschafprijs van de fiets als specifieke zorgkosten in aftrek gebracht. Het hof stelt voorop dat Rechtbank Noord-Holland, door te onderzoeken of de fiets over een bijzondere hoedanigheid beschikt die meebrengt dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, hiermee een juist criterium heeft aangelegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem aangeschafte elektrische fiets een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke of invalide personen en evenmin dat de fiets een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen. De aanschafkosten van de fiets kunnen niet in aftrek worden gebracht.
(Hoger beroep ongegrond.)
Commentaar
Het begrip ‘ander hulpmiddel’ als bedoeld in art. 6.17 Wet IB 2001 werd in 2012 gedefinieerd als een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Daartoe werden ook gerekend de zaken en aanpassingen van zaken voor zover zij van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt.
Het hof merkt terecht op dat bij de beoordeling van de onderhavige zaak niet zozeer van belang is wat onder een e-bike wordt verstaan, maar dat beoordeeld moet worden of de fiets een lichaamsfunctie overneemt. Het lijkt mij duidelijk dat de elektrische fiets in de onderhavige casus de echtgenote van belanghebbende niet in staat stelt…