Naar de inhoud

Fiscale aspecten van financiering door en van een ab-houder (deel I)

1. Inleiding

De financieringsverhouding tussen een aandeelhouder en diens vennootschap kan uiteenlopende fiscale gevolgen met zich brengen, zowel voor de aandeelhouder als de vennootschap. Daarbij geldt als voornaamste vraag of fiscaalrechtelijk sprake is van eigen vermogen of van vreemd vermogen. Bij de beantwoording hiervan is de civielrechtelijke vormgeving niet doorslaggevend. Relevant zijn ook de wijze van financiering en de voorwaarden en omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden. De fiscale gevolgen voor zowel de aandeelhouder als de vennootschap zijn niet altijd even helder te duiden. Vooral op het gebied van de zogeheten ‘onzakelijke risico’s’ levert de fiscale jurisprudentie nog de nodige vragen op.

In deze bijdrage geef ik een overzicht van de belangrijkste fiscale aspecten van de financiële verhouding tussen een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) en diens vennootschap (bv). Daarbij staat de financiering door een ab-houder van diens bv (een financiering ‘omlaag’) centraal. De nadruk ligt op de situatie waarin de ab-houder als (potentieel) schuldeiser kwalificeert. Alvorens in te gaan op de fiscale aspecten van een geldverstrekking (par. 3), een borgstelling (par. 4), een garantstelling of andersoortige zekerheidstelling (par. 5) en de onzakelijke risicoaanvaarding (par. 6 en 7), bespreek ik eerst in hoofdlijnen de relevante wetssystematiek (par. 2). In een volgende bijdrage ga ik in op de financiering van de bv door een gelieerd persoon en de financiering van een ab-houder door de eigen bv (een financiering ‘omhoog’).

2. Wetssystematiek

2.1. Algemeen

Een ab-houder kan naast aandeelhouder ook andere hoedanigheden aannemen in relatie tot…