Naar de inhoud

Het aan de WOZ-waarde gerelateerde legaat in geld (Hoge Raad 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3941)

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat indien de hoogte van een legaat afgeleid wordt uit de waarde van een woning, de waarderingsmaatstaf van artikel 21, lid 5, SW 1956 de met erfbelasting te belasten fiscale waarde van het legaat bepaalt, los van de (civielrechtelijke) hoogte van het daadwerkelijk aan de legataris uitgekeerde bedrag. Is, zoals in het aan de Hoge Raad voorgelegde geval, de WOZ-waarde hoger dan de waarde in het economische verkeer, dan betaalt de legataris over een hogere waarde erfbelasting dan hij daadwerkelijk heeft ontvangen.

Inleiding

Moeder onterft een van haar vijf kinderen en kent hem in haar testament een legaat toe van onder andere ‘een bedrag in contanten ter grootte van tien procent (10%) van het saldo van mijn nalatenschap (...). Onder het saldo van de nalatenschap wordt verstaan de waarde van de bezittingen, na aftrek van de schulden ten tijde van mijn overlijden alsmede de begrafeniskosten en de kosten van boedelafwikkelingen (...)’.

Moeder overlijdt in 2010. Tot de nalatenschap behoort een woning als bedoeld in artikel 21, lid 5, SW 1956, waarvan de voor de aangifte erfbelasting relevante WOZ-waarde (2010) € 457.000 bedraagt. De executeur (een van de vier kinderen/erfgenamen) ging bij het becijferen van de hoogte van het aan de broer/legataris uit te keren bedrag (€ 45.697,84), uit van een waarde in het economische verkeer van de woning van € 400.000. De inspecteur legt de legataris daarentegen een aanslag erfbelasting op, becijferd op basis van een van de WOZ-waarde afgeleide hoogte van het legaat, …