Het faciliteren van een wanprestatie bij vestiging van een tweede pandrecht op aandelen zonder de vereiste toestemming van de eerste pandhouder
Met name door een tuchtuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2011 is de discussie omtrent ministerieweigering en het faciliteren van wanprestatie weer opgelaaid. Deze discussie zou echter kunnen veranderen zodra de Verordening dienstweigering in werking is getreden. In deze bijdrage bespreekt de auteur kort de problematiek van het faciliteren van een wanprestatie, het verschil daarbij tussen een tweede pandrecht op aandelen en een tweede hypotheekrecht en meer in het bijzonder de positie van de notaris bij een wanprestatie in het kader van de vestiging van een tweede pandrecht op aandelen na invoering van de Verordening dienstweigering.
1. Inleiding
Het vestigen van een tweede pandrecht zonder toestemming van de eerste pandhouder leidt al snel tot een wanprestatie van de pandgever jegens de eerste pandhouder. Immers, een dergelijk toestemmingsvereiste zal in de regel in pandakten of onderliggende leningsdocumentatie te vinden zijn (negatieve pandverklaring ofwel negative pledge-clausule). Wanneer een cliënt de notaris verzoekt om een akte van vestiging van een tweede pandrecht te passeren, waarbij in strijd gehandeld wordt met zo’n negative pledge-clausule faciliteert de notaris een wanprestatie. De notaris dient in dat geval een keuze te maken tussen zijn ministerieplicht en de plicht tot ministerieweigering. Met name door een tuchtuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2011 (ECLI:NL:GHAMS:2011:BV2685) is de discussie omtrent ministerieweigering en het faciliteren van wanprestatie weer opgelaaid. Dit zou echter kunnen veranderen zodra de Verordening dienstweigering (Verordening tot wijziging van de Verordening Beroeps- en gedragsregels 2011, 1898/26 november 2014) in werking is getreden.
Over het faciliteren van een wanprestatie bij vestiging van een tweede pandrecht…