Het verblijvingsbeding in de akte van levering is gered!
Samenvatting
In JBN 2000, nr 10 signaleerde de auteur dat na invoering van het nieuwe erfrecht een verblijvingsbeding in een akte van levering geen bescherming zou bieden tegen de (financiële) aanspraken van legitimarissen. Bij Nota van Wijziging worden aan de bepaling van artikel 131 lid 2 Overgangswet toegevoegd de woorden ‘of andere notariële akte’ welke toevoeging krachtig wordt gemotiveerd met ‘gewekte verwachtingen en het voorkomen dat alsnog een gang naar de notaris nodig wordt’. Ook artikel 129 Overgangswet is aangepast. Als een testateur voor de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht beschikkingen heeft gemaakt ten behoeve van een levensgezel met wie buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd, wordt de ‘knock-out-bepaling’ van artikel 4.3.3.11b in het testament ingelezen, zodat de legitimarissen pas na overlijden van de levensgezel aan bod komen. De aanvankelijk gestelde eis dat een samenlevingscontract noodzakelijk zou zijn, is geschrapt. De ‘wilde’ samenwoners die een verblijvingsbeding hebben gemaakt worden nu dus door het overgangsrecht voldoende beschermd. Dit in tegenstelling tot de nog-niet-samenwoners omdat wel de eis van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding wordt gesteld.
Tekst
In JBN 2000, nr 10 signaleerde ik een probleem van overgangsrecht, dat er kort samengevat op neerkwam dat na invoering van het nieuwe erfrecht een verblijvingsbeding in een akte van levering geen bescherming zou bieden tegen de (financiële) aanspraken van legitimarissen.
Gelukkig heeft de wetgever in deze de suggestie van de vaste commissie voor Justitie gevolgd, zie JBN 2000, nr 64.
Bij Nota van Wijziging worden aan de bepaling van artikel 131 lid…