Naar de inhoud

Hoe schriftelijk is elektronisch? Over post, e-post en e-akte

Inleiding

In de wet vastgelegde schriftelijkheidsvereisten leveren complicaties op indien deze moeten worden toegepast bij langs elektronische weg tot stand gekomen overeenkomsten. Onderzocht wordt in hoeverre bredere toepassing van de gelijkstelling van schriftelijk en elektronisch in het burgerlijk(proces)recht, met name het overeenkomstenrecht en het (akte)bewijsrecht, wenselijk en mogelijk zou zijn.

§ 1. Algemeen regelgevend kader

In navolging1 van art. 9 Richtlijn elektronische handel2wordt in art. 6:227a lid 1 BW3 de mogelijkheid geboden om aan het vormvereiste van schriftelijkheid in het kader van de totstandkoming van een overeenkomst langs elektronische weg te voldoen, zodat het schriftelijkheidsvereiste geen belemmering vormt voor de totstandkoming van een overeenkomst langs elektronische weg.

Voor zover het de totstandkoming van overeenkomsten betreft, is er op het gebied van het elektronisch contracteren een bijzondere regeling getroffen. Voor de overige aspecten van elektronisch zakendoen wordt aangeknoopt bij het geldende algemene burgerlijk(proces)recht, zoals dat van titel 3.2. BW en afdeling 6.5.2. BW. Tijdens de parlementaire behandeling van de Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel is door de Minister van Justitie het standpunt ingenomen, dat titel 6.5.2. BW technologieneutraal geformuleerd is.4 Deze stelling zal ik in deze bijdrage tegen het licht houden.

§ 2. Kan aan een schriftelijkheidsvereiste ook langs elektronische weg voldaan worden?

Uit het bestaan van art. 6:227a BW, de aanpassing van art. 6:234 lid 1 BW en art. 6:267 lid 1 BW en de Parlementaire Geschiedenis van Boek 6 BW blijkt genoegzaam dat het woord…