Immigratie en emigratie met box 3-vermogen vanaf 2011 (2010.42.3003)
De auteur heeft in een eerder artikel, in WFR 2009/1419, aandacht besteed aan de gevolgen van de in de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 doorgevoerde peildatumwijziging in box 3 – vanaf 1 januari 2011 geldt in box 3 niet langer twee peildata maar slechts één peildatum, te weten 1 januari van elk jaar – op situaties van emigratie en immigratie en van aanvang en einde van de buitenlandse belastingplicht. Hij signaleerde toen een aantal vreemde effecten indien een belastingplichtige in de loop van een kalenderjaar immigreert dan wel buitenlands belastingplichtig wordt. De politiek heeft dit opgepakt en de Staatssecretaris van Financiën heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2010 aangegeven de gevolgen van de invoering van één peildatum in box 3 voor buitenlandse belastingplichtigen nader te bezien. Zulks is inmiddels geschied en het op 11 juni 2010 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2010 bevat voorstellen om dit te verbeteren. De gewijzigde regels treft men aan in het voorgestelde art. 5.2, derde lid, en art. 7.7, vierde lid, Wet IB 2001.
De auteur beziet in deze bijdrage of met deze wijzigingen de problemen die hij in zijn eerdere artikel signaleerde zijn opgelost dan wel er nieuwe problemen zijn ontstaan.
Het nieuwe art. 5.2, derde lid, Wet IB 2001 ziet op situaties van immigratie en emigratie gedurende het kalenderjaar en het nieuwe art. 7.7, vierde lid, Wet IB 2001 op situaties waarin de buitenlandse belastingplicht aanvangt respectievelijk eindigt gedurende het kalenderjaar. Alsdan wordt nog steeds uitgegaan van de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar. De peildatum blijft dus 1 januari van het jaar. Wel vindt tijdsgelange herrekening plaats van het voordeel uit sparen en beleggen (met verwaarlozing van gedeelten van kalendermaanden). Het bij de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 nieuw ingevoerde art. 5.3, vierde lid, Wet IB 2001 en art. 7.7, vierde lid, Wet IB 2001 voorzag in geval van immigratie en aanvang van de buitenlandse belastingplicht nog in een verschuiving van de peildatum naar het latere moment van de immigratie respectievelijk de aanvang van de buitenlandse belastingplicht; dit gold overigens niet in geval van emigratie en einde van de buitenlandse belastingplicht. Deze verschuiving van de peildatum in geval van immigratie en aanvang van de buitenlandse belastingplichtige zal dus onder het nu bij de Fiscale verzamelwet 2010 voorgestelde nieuwe art. 5.2, derde lid, en art. 7.7, vierde lid, Wet IB 2001 niet langer plaatsvinden. Wel vindt net als onder de bij de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 ingevoerde wettekst nog steeds tijdsgelange herrekening plaats, zowel in geval van immigratie en aanvang van de buitenlandse belastingplicht als in geval van emigratie en einde van de buitenlandse belastingplicht. De auteur voorziet de voorgestelde regeling van commentaar en maakt de vergelijking met de situaties van geboorte en overlijden. Hij schetst tevens de gevolgen indien de bijzondere bepalingen geschrapt zouden worden.
Op basis hiervan wil de auteur het voorgestelde art. 5.2, derde lid, en art. 7.7, vierde lid, Wet IB 2001 helemaal schrappen. Alsdan worden alle gevallen van immigratie en emigratie, van aanvang en einde van de buitenlandse belastingplicht, van geboorte en overlijden en van aanschaf en verkoop van een box 3-bezitting gedurende het kalenderjaar steeds op dezelfde wijze belast. Naar zijn mening is de enige mate van ruwheid die hiervan het gevolg is, binnen de grofheden die de vermogensrendementsheffing thans sowieso reeds kent, acceptabel.
E.J.W. Heithuis, WFR 2010/6874 (YN)
Wetgeving | |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 21-10-2010 |
Nummer | 2010/0649 |