Naar de inhoud

Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking

Rechterlijke mogelijkheden bij niet-nakoming van informatieplichten in het burgerlijk procesrecht

1. Inleiding

De rechter in een civiele procedure dient er naar te streven zijn oordeel over het geschil dat partijen aan hem hebben voorgelegd zoveel als mogelijk op de materiële waarheid te laten berusten.2 Daartoe is het voor de rechter van belang om zich door partijen niet alleen te laten informeren over hun juridische standpunten, maar ook - of zelfs: juist - over de vraag wat zich nu werkelijk heeft afgespeeld tussen partijen, welke feiten aan het geschil ten grondslag liggen. Om de rechter te helpen die feitelijke achtergrond inzichtelijk te maken heeft de wetgever een aantal verplichtingen voor procespartijen opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zo moeten partijen meewerken als de rechter een onderzoek door een deskundige gelast, op verzoek van de rechter stukken overleggen en op bevel van de rechter verschijnen op een comparitie van partijen. Alle verplichtingen die de wetgever aan partijen heeft opgelegd met als doel de rechter te informeren omtrent de feiten zal ik hierna kortheidshalve ‘informatieplichten’ noemen.

Leven partijen deze op hen rustende informatieplichten niet na en informeren zij de rechter onvoldoende of onjuist over de feiten, dan kan de rechter daaraan steeds de gevolgtrekkingen verbinden die hij geraden acht. Na een korte introductie van de diverse informatieplichten die het burgerlijk procesrecht kent, zal ik ingaan op de vraag welke mogelijkheden de rechter ten dienste staan als hij aan de schending van een informatieplicht een door hem ‘geraden geachte gevolgtrekking’ wil verbinden en hoe de rechter tot een keuze van de door hem te maken gevolgtrekking zou moeten - of kunnen - komen.

2.