Invloed dertigjaarstermijn voor renteaftrek op annuïtaire aflossingsverplichting (2013.25.3002)
De staatssecretaris van Financiën heeft recentelijk goedkeurend beleid bekend gemaakt met betrekking tot de samenloop tussen een ‘nieuwe’ en ‘oude’ eigenwoningschuld.
In de voorgelegde casus had A op 1 januari 2001 een eigen woning gekocht waarvoor een hypotheek was afgesloten van € 90.000. In 2011, na precies 10 jaar, verkocht A de woning voor € 110.000. In de tussenliggende periode had A niets op de lening afgelost. Bij de verkoop van de woning realiseerde A een eigenwoningreserve van € 20.000. In 2013 kocht hij een nieuwe woning voor € 150.000. A financierde deze aankoop voor € 10.000 met eigen geld. Na aftrek van eigenwoningreserve kreeg hij een nieuwe eigenwoningschuld van € 120.000 (€ 150.000 -/- [€ 20.000 + € 10.000]). De vraag was in hoeverre A op de nieuwe lening annuïtair diende af te lossen en voor welk periode de rente op deze schuld aftrekbaar was.
De staatssecretaris stelt in zijn beantwoording voorop, dat onderhavige lening als een nieuwe lening moet worden aangemerkt. Het overgangsrecht is niet van toepassing omdat er geen sprake is van een bestaande eigenwoningschuld op 31 december 2012 (vgl. art. 10bis lid 1 Wet IB 2001). Dit betekent dat voor de nieuwe lening de annuïtaire aflossingsverplichting geldt. Voor de toepassing van de aflossingseis dient de periode waarover aftrek van eigenwoningrente is genoten bij het bepalen van de resterende periode van renteaftrek te worden meegeteld (vgl. art. 3.119c lid 3 Wet IB 2001). Dit geldt ook in situaties dat de eigenwoningschuld in 2012 niet meer bestond. In casu zou dit tot gevolg hebben dat A de eigenwoningschuld van € 120.000 in 20 jaar zou moeten aflossen om renteaftrek op die schuld te krijgen. Dit verkorte aflossingsschema zou tot gevolg hebben dat het tempo waarin deze eigenwoningschuld zou moeten worden afgelost (aanzienlijk) sneller is dan bij een aflossingseis die op een periode van 30 jaar gebaseerd is, met aanzienlijk hogere maandlasten tot gevolg. Dit terwijl deze belastingplichtige onder het oude recht niet hoefde af te lossen.
De staatssecretaris acht het onwenselijk dat een eerdere periode van renteaftrek waarin nog niet hoefde te worden afgelost (onder oud recht dan wel onder het overgangsrecht), de termijn waarbinnen de daaropvolgende schuld onder het nieuwe recht moet worden afgelost verkort. Vooruitlopend op wetgeving, keurt hij daarom goed dat de nieuwe eigenwoningschuld in gevallen als het onderhavige, in 360 maanden mag worden afgelost. Deze goedkeuring ziet alleen op de aflossingsverplichting en niet op de periode gedurende welke renteaftrek kan worden genoten. Indien reeds met betrekking tot een eerdere eigenwoningschuld een periode renteaftrek is genoten (in casu van 2001-2011), dan wordt deze periode in mindering gebracht op de maximale aftrektermijn van 360 maanden. De aftrek van eigenwoningrente stopt na afloop van deze periode, terwijl de maandelijkse annuïteit dan in beginsel nog doorloopt. Concreet betekent dit dat A voor € 90.000 nog gedurende 240 maanden (360 maanden -/- 120 maanden) recht op aftrek van eigenwoningrente heeft, mits hij vanaf 2013 volgens een (ten minste) annuïtair schema aflost op deze lening in maximaal 360 maanden. Voor de overige € 30.000 van de eigenwoningschuld is sprake van een nieuwe lening (art. 3.119c lid 4 Wet IB 2001). Hiervoor geldt een recht op aftrek van eigenwoningrente van 360 maanden, mits die schuld in maximaal 360 maanden volgens een (ten minste) annuïtair schema volledig wordt afgelost.
De redactie van V-N vindt de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën redelijk. In de casus heeft de belastingplichtige in feite de ‘pech’ dat hij de nieuwe woning niet op tijd heeft aangekocht. Zou hij immers de nieuwe woning voor 1 januari 2013 hebben aangekocht, dan zou de schuld volledig onder het overgangsrecht vallen (en zou er dus ook niet afgelost hoeven te worden). Nu de lening in 2013 is aangegaan dient deze annuïtair te worden afgelost. In de casus treedt echter een samenloop op tussen de sedert 1 januari 2001 geldende dertigjaarstermijn voor renteaftrek en de per 1 januari 2013 geldende termijn voor annuïtaire aflossing. De dertigjaarstermijn voor de renteaftrek over de oorspronkelijke eigenwoningschuld is gaan lopen in 2001 en daarom geldt voor die schuld nog slechts een renteaftrek over een periode van twintig jaar. Volgens de letterlijke tekst van art. 3.119c lid 3 verkort de periode van de eerdere renteaftrek onder het oude recht (de tien jaar, van 2001 tot 2011) tevens de periode waarin de schuld volledig moet worden afgelost. De staatssecretaris acht dit onwenselijk en komt terecht met vermelde goedkeuring.
Brief staatssecretaris van Financiën van 31 mei 2013, nr. AFP/2013/254 U, V-N 2013/28.10 (JB)
Wetgeving | |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 20-06-2013 |
Nummer | 2013/0520 |