Kan een opstalrecht, gevestigd voor kabels en leidingen ten behoeve van meerdere nutsvoorzieningen, worden overgedragen voor zover dit op één nutsvoorziening betrekking heeft?
1. Inleiding
Het op 1 februari 2007 ingevoerde art. 5:20 lid 2 Burgerlijk Wetboek (“BW”) bepaalt dat de eigendom van een netwerk toebehoort aan de bevoegde aanlegger dan wel diens rechtsopvolger. Als een eigenaar zijn netwerk wil overdragen of bezwaren, dient het eerst te worden geregistreerd. Dit vindt plaats door middel van inschrijving van een notariële registerverklaring in de openbare registers.
Voor 1 februari 2007 was het gebruikelijk dat netwerkbedrijven de goederenrechtelijke gerechtigdheid tot kabels (of leidingen) van een netwerk gelegen in en boven andermans grond met een opstalrecht regelden. Indien een geregistreerd netwerk wordt overgedragen, is het vaak wenselijk tevens de opstalrechten, die ten behoeve van de kabels van dit netwerk gevestigd zijn, over te dragen. Dat de vervreemder het netwerk bevoegd heeft aangelegd en aan de verkrijger de eigendom kan verschaffen, impliceert immers niet dat de verkrijger de bevoegdheid heeft het netwerk in andermans grond in stand te houden. Slechts voor openbare elektronische communicatienetwerken bestaat een wettelijke gedoogplicht voor de grondeigenaar tot (aanleg en) instandhouding (art. 5.2 telecommunicatiewet). Voor netwerken van andere aard dient de netwerkeigenaar steeds met de grondeigenaar een goederen- of verbintenisrechtelijke regeling te treffen voor de bevoegdheid tot (aanleg en) instandhouding van het netwerk.2 In de praktijk is het wenselijk dat bij overdracht van de grond de rechtsopvolger van de grondeigenaar automatisch aan een dergelijke regeling gebonden is. Het opstalrecht voldoet aan deze eis.
Indien een nutsbedrijf eigenaar is van verschillende soorten netwerken, bijvoorbeeld van een elektriciteits- en gasnetwerk, is het denkbaar dat er ten behoeve van dit nutsbedrijf een opstalrecht gevestigd is dat…