Kantonrechter Deventer 19-08-1999, 06-01-2000 (Fikkers), JAR 2000, 33
Bedrijfsongeval. Smartengeld. Verjaring. Sollicitatie.
Zie voor de complete uitspraak JAR 2000, 33.
Een draadbewerker overkomt drie keer een bedrijfsongeval; twee keer in het jaar van indiensttreding en één vier jaar later. De werknemer vordert schadevergoeding en smartengeld. De werkgever beroept zich ter zake van de eerste twee ongevallen op verjaring en ter zake van het derde ongeval op finale kwijting. Bovendien zou de werknemer bewust roekeloos hebben gehandeld door bij indiensttreding, dan wel na het tweede ongeval te verzwijgen aan de ziekte van Menière te lijden. De kantonrechter overweegt dat bij geen van de drie ongevallen de arbeidsinspectie is ingeschakeld en een ongevalrapportage is opgemaakt, hoewel het eerste ongeval leidde tot een arbeidsongeschiktheid van een maand en het tweede ongeval tot ziekenhuisopname en zes maanden arbeidsongeschiktheid. Volgens de Hoge Raad dient een werkgever die ontkent te zijn tekortgeschoten in zijn zorgplicht, een zodanige ongevalrapportage te laten opmaken, dat daaruit kan worden afgeleid dat het ongeval niet het gevolg is van onvoldoende veiligheidsmaatregelen. Gesteld noch gebleken is dat de werkgever zodanige maatregelen heeft getroffen. Met betrekking tot de gestelde bewuste roekeloosheid is de kantonrechter van oordeel dat hiervan geen sprake is en ook niet van opzet, gericht op het ontstaan van de schade. Ook was de werknemer niet gehouden ongevraagd informatie te verschaffen over zijn gezondheidstoestand. Voorts overweegt de kantonrechter dat de werkgever zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan beroepen op verjaring ter zake van het tweede en meest ernstige ongeval. De werknemer blijkt beperkt psychisch te functioneren en is aanbevolen voor tewerkstelling bij een sociale werkplaats. Zou de arbeidsinspectie zijn ingeschakeld en zou de werknemer beter zijn begeleid, dan was de werknemer waarschijnlijk eerder op de hoogte geweest van de aansprakelijkheid van de werkgever. Voor de vaststelling van de hoogte van de schade heeft de kantonrechter meer gegevens nodig. Met betrekking tot het gevorderde smartengeld ter zake van het tweede ongeval acht de kantonrechter NLG 25.000,-- en ter zake van het derde ongeval NLG 2.000,-- redelijk.