Naar de inhoud

Kantonrechter Zaandam 3 november 2011 (Doorewaard Boekhout), RAR 2012/30

Ongepast taalgebruik vormt geen dringende reden voor ontbinding, ook geen verandering in de omstandigheden. Afwijzing ontbindingsverzoek.

Werknemer, 47 jaar oud, is in 1992 bij PontMeyer in dienst getreden. Werknemer is werkzaam als medewerker intern transport A. PontMeyer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair wegens een dringende reden en subsidiair wegens veranderingen in de omstandigheden. PontMeyer stelt dat werknemer onder meer over goede communicatieve vaardigheden dient te beschikken omdat als onderdeel van zijn functie hij collega’s dient aan te spreken op hun fouten. In september 2011 vroeg een uitzendkracht waar bepaalde goederen moesten worden geplaatst, waarop werknemer tegen die uitzendkracht heeft gezegd dat hij dat toch moest weten na zo lange tijd. Hierop heeft de uitzendkracht tegen werknemer gezegd dat hij serieus genomen wenste te worden, waarop werknemer heeft gereageerd met de woorden: “dan moet je je broek laten zakken”. De uitzendkracht is vervolgens bij de bedrijfsleiding beklag gaan doen, waarop werknemer hem luidkeels een lul heeft genoemd. Volgens PontMeyer heeft werknemer hiermee haar gedragscode geschonden en een onveilige werksituatie voor (een van) haar medewerkers gecreëerd. In combinatie met drie eerder gegeven waarschuwingen is nu voor PontMeyer de maat vol

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ook al heeft PontMeyer een gedragscode en spelregels bij ongewenste omgangsvormen waarmee zij – volkomen terecht – kaders stelt waarbinnen het gedrag van haar werknemers zich dient af te spelen, moet toch blijven gelden dat PontMeyer een groothandel in hout en bouwmaterialen is waar uit de aard der zaak mensen werken die af en toe door elkaar worden geïrriteerd en die elkaar dan, bijvoorbeeld, voor lul uitschelden. Taalgebruik als waarvan in dit geval sprake was is ongewenst en kan door PontMeyer worden bestreden, desgeraden met sancties, maar is niet zo extreem dat het een dringende reden voor ontslag vormt. Het voorval van september 2011 kan het primaire verzoek dan ook niet dragen. Ook de drie gegeven waarschuwingen in samenhang met het voorval van september 2011 leveren onvoldoende gronden op om het ontbindingsverzoek toe te wijzen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat bij de mondelinge behandeling door PontMeyer duidelijk werd gemaakt dat wat haar betreft het vertrouwen in werknemer is komen te vervallen. Dat kan de vraag doen rijzen of voortzetting van de arbeidsrelatie wel in de rede ligt. De kantonrechter realiseert zich dat bij werknemer in de nabije toekomst het gevoel kan ontstaan dat hij op eieren moet lopen. Het is aan PontMeyer om werknemer op de juiste wijze duidelijk te maken dat wat haar betreft de grens is bereikt en dat hij zich geen “echte” misstappen meer kan permitteren. Indien PontMeyer daartoe aanleiding ziet kan zij het verzoek, op aangepaste grondslag zodat voor werknemer duidelijk is waartegen hij zich heeft te verweren, herhalen; daarop zal dan door een andere kantonrechter…