Naar de inhoud

Maandelijkse uitkering voor levensonderhoud van kloosterling geen periodieke uitkering

Samenvatting

Erflater was als pater lid van een congregatie. Bij het toetreden tot de congregatie had hij de gelofte van armoede afgelegd. Vanaf eind 2004 is hij buiten het klooster gaan wonen in een seniorenwoning. Belanghebbenden hebben gesteld dat erflater buiten het klooster is gaan wonen omdat hij binnen het klooster sociaal geïsoleerd dreigde te raken. In 2007 is hij vanwege gezondheidsklachten weer in het klooster gaan wonen. De congregatie droeg zorg voor het levensonderhoud van erflater. Hij kreeg daartoe een maandelijks voorschot. Overschotten hiervan mocht erflater reserveren voor grotere aanschaffingen. Daartoe had erflater wel de toestemming nodig van de overste van de congregatie. Als sprake was van een blijvend overschot dan diende erflater dit terug te betalen. In geschil is of de door de congregatie aan erflater verstrekte maandelijkse bedragen in de heffing van inkomstenbelasting dienen te worden betrokken.

Het hof beslist dat de verplichting van de congregatie om erflater in zijn levensonderhoud te voorzien deel uitmaakt van een samenstel van rechten en verplichtingen tussen de congregatie en erflater, die geacht kunnen worden bij voortduring tegenover elkaar te staan. De omstandigheid dat erflater om hem moverende redenen heeft besloten (tijdelijk) te verhuizen naar een seniorenwoning betekent nog niet dat de band met de congregatie ophoudt te bestaan of dat de congregatie daarmee van haar verplichting is ontslagen. Erflater is immers altijd lid gebleven van de congregatie. Erflater is ook niet teruggekomen van zijn gelofte van armoede. De genoten uitkeringen zijn niet te beschouwen als periodieke uitkering en kunnen niet worden belast.

(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar

Het begrip 'periodieke uitkering' heeft fiscaal gezien een geheel eigen inhoud, die onder omstandigheden haaks…