Melkquotum en pacht
De vraag aan wie het melkquotum in pachtverhoudingen juridisch dan wel economisch toekomt, zowel tijdens de looptijd als bij het einde van de pachtovereenkomst, is vele malen onderworpen aan het oordeel van de pachtrechter in hoogste instantie, de pachtkamer van het Hof Arnhem.
Volgens vaste jurisprudentie heeft de verpachter een aanspraak op het met de verpachte grond samenhangende melkquotum bij beëindiging van de pacht; aan de pachter komt in dat geval een vergoeding toe ten bedrage van - in het algemeen - de helft van de waarde van het aan de verpachter toekomende melkquotum. Zie onder meer JBN 1991, nr 167 en JBN 1992, nr 127.
Hoewel ook daarover in de jurisprudentie richtlijnen zijn te vinden, ontstaat in de praktijk regelmatig discussie over de wijze van berekening van het aan de verpachter toekomend aandeel in het melkquotum. Teneinde in deze meer duidelijkheid te scheppen, zijn tussen het georganiseerde agrarisch bedrijfsleven enerzijds en (organisaties van) grondeigenaren/verpachters anderzijds afspraken gemaakt.
Het Landbouwschap, de Dienst der Domeinen, de Nederlandse Vereniging voor de Landelijke Eigendom en de Bond van Landpachters en Hypotheekboeren zijn overeengekomen dat voor de berekening van de aanspraken van de verpachter de situatie per 1 april 1984 (invoering Beschikking Superheffing) maatgevend is.
Als gedragslijn geldt het volgende.
Het melkquotum dat op de pachtgrond rust, wordt bepaald door het totale quotum per 1 april 1984 te delen door het aantal hectaren grond dat per die datum in gebruik was voor de melkproduktie, waarna de uitkomst wordt vermenigvuldigd met het aantal hectaren verpachte grond per die datum. Ook deze verpachte grond moest voor de melkproduktie in gebruik zijn.
Opgemerkt wordt dat…