Na saldering bestaande valutawinsten vallen ook onder art. 10a, lid 2, Wet VPB 1969
Samenvatting
Belanghebbende heeft in 2004 $47.564.887 geleend van haar 100% Belgische moedervennootschap. De lening valt onder de aftrekuitsluiting van art. 10a Wet VPB 1969. In 2004 heeft belanghebbende € 490.880 (niet-aftrekbare) rente betaald aan haar moeder. Ultimo 2004 heeft de moeder haar vordering op belanghebbende omgezet in ‘agio’ (informeel kapitaal) op haar aandelen in belanghebbende. Daarbij realiseerde belanghebbende een valutawinst van € 4.240.672. In geschil is of, en zo ja in hoeverre, het positieve resultaat buiten de belastinggrondslag blijft. In het kader van art. 10a, lid 2, letter b, Wet VPB 1969 dienen volgens de Hoge Raad in geval van valutawinsten deze te worden gesaldeerd met renten en kosten en met eventueel geleden valutaverliezen. In een geval waarin het bedrag van valutawinsten hoger is dan het gezamenlijke bedrag van renten, kosten en valutaverliezen, kan, aldus de cassatierechter, niet worden aangenomen dat de wetgever zou hebben beoogd valutawinsten niet mede onder art. 10a, lid 2, Wet VPB 1969 te brengen.
(Cassatieberoep is gegrond.)
Feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft op 24 mei 2004 $47.564.887 geleend van haar 100%-moedervennootschap B nv. te België, tegen een wisselkoers €/$ van 1,2146, resulterende in een schuld van € 39.160.933. Belanghebbende heeft het ingeleende bedrag eveneens in Amerikaanse dollars op 25 mei 2004 geleend aan haar Nederlandse 100%-dochtervennootschap C bv die op 27 mei 2004 hetzelfde bedrag…