Objectieve novatie of schuldvernieuwing bij aanpassing van een kredietovereenkomst
1. Inleiding
Het oude burgerlijk wetboek (“OBW”) bevatte een bijzondere wettelijke regeling voor schuldvernieuwing of novatie (art. 1449 - art. 1460 OBW). Schuldvernieuwing kon zowel betrekking hebben op de partijen bij de overeenkomst (subjectieve schuldvernieuwing), als op de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen (objectieve schuldvernieuwing). Van objectieve schuldvernieuwing was ingevolge art. 1449(1) OBW sprake indien:
“(...) een schuldenaar ten behoeve van zijnen schuldeischer eene nieuwe schuldverbintenis aangaat, welke in de plaats gesteld wordt van de oude die daardoor vernietigd wordt”.
Met de invoering van het nieuw burgerlijk wetboek is de figuur van de objectieve schuldvernieuwing uit het burgerlijk wetboek verdwenen en de figuur van de subjectieve schuldvernieuwing vervangen door de figuren cessie, schuldoverneming en contractsoverneming.
Toch duikt in de praktijk nog regelmatig de vraag op of aanpassing van een kredietovereenkomst het risico van objectieve schuldvernieuwing meebrengt. De relevantie van deze vraag is duidelijk: indien sprake is van objectieve schuldvernieuwing zou het risico kunnen bestaan dat gevestigde zekerheden vanwege hun accessoire karakter van rechtswege tenietgaan.
In dit artikel wordt besproken wat onder objectieve schuldvernieuwing moet worden verstaan en in hoeverre een kredietovereenkomst2 kan worden aangepast voordat sprake is van objectieve schuldvernieuwing.3 Ter onderscheiding: indien geen sprake is van schuldvernieuwing is (slechts) sprake van schuldwijziging.4 Bovendien zal aan de orde komen wat de relevantie van dit onderscheid is met het oog op het voortbestaan van reeds gevestigde zekerheden.
2. In welke gevallen was onder het oude recht sprake van objectieve schuldvernieuwing?
Voordat besproken wordt wat de rol is van de figuur van de objectieve schuldvernieuwing in ons huidige recht, is het goed…