Naar de inhoud

Olietank: KIWA-certificaat is geen schone grond verklaring

Recente ervaringen met bodemverontreinigingsgevallen geven mij aanleiding het volgende op te merken.

Indien bij de verkoop van een woning blijkt dat zich in de grond een olietank bevindt die nog niet is afgevuld met zand, plegen verkoper en koper in verband met het op 1 maart 1993 in werking getreden besluit 'BOOT' af te spreken dat de tank alsnog wordt gevuld met zand of wordt verwijderd. Daartoe wordt een erkend saneringsbedrijf ingeschakeld dat alvorens met de werkzaamheden te beginnen, ter plaatse van de tank een bodemonderzoek verricht. Vervolgens wordt de aanwezige tank -al naar gelang de opdracht - afgevuld of verwijderd overeenkomstig de daarvoor geldende KIWA-richtlijnen.

Tijdens het verrichten van de grondboringen worden de bodemmonsters door de medewerkers van het saneringsbedrijf door zintuiglijke (organoleptische) waarneming op de aanwezigheid van produkt uit de ondergrondse tank beoordeeld.

Wordt bij dit organoleptisch onderzoek verontreiniging van de bodem waargenomen, dan dient daarvan terstond melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag. Wordt echter niets gezien of geroken dat duidt op verontreiniging, dan volgt na uitvoering van de saneringswerkzaamheden de afgifte van een 'sanering-certificaat REIS-1987 betreffende ondergrondse opslag van aardolieprodukten', ook wel het 'KIWA-certificaat' genoemd.

Het gevaar schuilt nu enerzijds in deze organoleptische onderzoeksmethode en anderzijds in de betekenis die in toenemende mate aan het KIWA-certificaat wordt toegekend.

Door de zin in het certificaat, luidende: 'controle van de bodem: de bodem rondom de gesaneerde tank is onderzocht op verontreiniging door produkt uit de tank: verontreiniging werd niet aangetroffen' wordt het KIWA-certificaat in de praktijk door verkoper, koper, makelaar én notaris…