Naar de inhoud

Ondanks glijclausule was bij aandelenverkoop sprake van verkapte winstuitdeling

X is (indirect) enig aandeelhouder van een BV. De BV heeft voor € 2 mln alle aandelen in twee deelnemingen overgedragen aan een andere vennootschap waartoe X gerechtigd is. In de betreffende koopovereenkomst is onder meer de volgende glijclausule opgenomen:

“Ten aanzien van de […] koopprijs geldt het voorbehoud dat, in geval de Belastingdienst niet akkoord gaat met de tussen partijen overeengekomen koopprijs, de betwiste koopprijs alsdan aangepast zal worden aan de door de Belastingdienst gestelde norm(en).”

De inspecteur is van mening dat de waarde van de overgedragen aandelen bijna € 11 mln bedraagt en stelt dat voor het waardeverschil (bijna € 9 mln) sprake is van een verkapte winstuitdeling zodat X over het waardeverschil aanmerkelijkbelangheffing is verschuldigd. In hoger beroep overweegt het Hof onder meer dat de inspecteur is geslaagd in de op hem rustende bewijslast ter zake van de waarde van de overgedragen aandelen. Het Hof neemt hierbij onder meer in aanmerking dat een van de verkochte deelnemingen 15 maanden later is doorverkocht voor € 11,2 mln. Gelet op het verschil tussen de waarde van de aandelen en de verkoopprijs is het Hof van oordeel dat X en de BV zich ervan bewust moeten zijn geweest dat X als middellijk aandeelhouder in de BV voornoemd voordeel als winstuitdeling heeft genoten. Hierbij is de BV voor voornoemd bedrag verarmd en is X daardoor verrijkt waarna hij voor hetzelfde bedrag middellijk een informele kapitaalstorting heeft gedaan in de vennootschap die de aandelen voor € 2 mln heeft gekocht. Volgens het Hof kan de glijclausule die in de koopovereenkomst is opgenomen niet voorkomen dat X voornoemde vermomde winstuitdeling heeft genoten. Het Hof is van oordeel…