Naar de inhoud

Ontslag wegens verlies BOA-bevoegdheid

Een straatcoach van een gemeente wordt ontslagen wegens het verlies van de BOA-bevoegdheid. De gemeente gebruikt drie ontslaggronden. De Centrale Raad van Beroep (Raad) vindt dat de ontslaggrond ‘verlies van een vereiste bij de aanstelling’ kan worden toegepast.

Verlies BOA-bevoegdheid, gevolgd door ontslag

Aan een medewerker die werkzaam is als straatcoach bij een gemeente is opsporingsbevoegdheid verleend als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) voor het domein Openbare Ruimte.

De politie bericht de gemeente dat op het adres waar de medewerker woonachtig is een ‘zwacri-subject’ staat ingeschreven. Vervolgens trekt de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de opsporingsbevoegdheid van de medewerker in, omdat zijn betrouwbaarheid is aangetast vanwege het onderhouden van contact met topcrimineel R. Daarna verleent de gemeente de medewerker onvoorwaardelijk strafontslag op grond van art. 8:13 Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), en subsidiair ontslag vanwege het verlies van een aanstellingsvereiste op grond van art. 8:7 onder a CAR/UWO en meer subsidiair vanwege ongeschiktheid op grond van art. 8:6 CAR/UWO.

Gronden voor ontslag

Aan het onvoorwaardelijk strafontslag legt de gemeente ten grondslag dat de medewerker zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim, bestaande uit:

  1. het afleggen van een onjuiste verklaring dat de functie van straatcoach door de officier van justitie en de rechter-commissaris juist als voordeel werd gezien bij het opheffen van de voorlopige hechtenis van R;

  2. het gedurende lange tijd onderhouden van ongewenste persoonlijke contacten met, dan wel het onvoldoende afstand houden tot, onder meer ‘topcrimineel’ R;

  3. het verlenen van onderdak aan R, van wie…