Naar de inhoud

Onzakelijk prijsgeven van vordering niet ten laste van de winst

Samenvatting

Belanghebbende, X bv, heeft managementdiensten verricht ten behoeve van A bedrijf, een 33,3%-deelneming. A bedrijf is de vergoedingen daarvoor voor het grootste gedeelte schuldig gebleven. Belanghebbende heeft op 21 december 2012 haar belang in A bedrijf verkocht aan C. Belanghebbende wenst haar vordering op A bedrijf wegens verrichte managementdiensten in 2012 ten laste van haar belastbare winst af te waarderen voor een bedrag van € 645.575. De inspecteur heeft een bedrag van € 306.226 in aftrek aanvaard, maar het resterende bedrag (€ 339.349) niet in aftrek toegelaten. In geschil is of de inspecteur de aftrek terecht heeft geweigerd. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat bij het bepalen van de koopsom van de aandelen geen rekening is gehouden met een schuld van A bedrijf aan belanghebbende, dat de schuld daarom niet kan worden geacht te zijn afgelost aangezien de koopsom voor de aandelen in A bedrijf is voldaan, en dat de vordering die correspondeerde met de schuld onvoldaan is gebleven, met als gevolg dat deze ten laste van de belastbare winst mag worden afgewaardeerd. Uit de verkoopovereenkomst blijkt dat het onvoorwaardelijke deel van de verkoopprijs van de aandelen aanzienlijk hoger is dan de vordering die belanghebbende op A bedrijf had. De rechtbank oordeelt dat wanneer aandelen in een vennootschap worden verkocht tegen een verkoopprijs van meer dan nihil, er in de regel van mag worden uitgegaan dat de vorderingen die corresponderen met de schulden van die vennootschap volwaardig zijn. Het lijkt er niet op dat dat in deze situatie anders is. Nu het onvoorwaardelijke deel van de verkoopprijs hoger is dan het bedrag dat belanghebbende…