Naar de inhoud

Overdrachtsbelasting: op weg naar het einde? (2011.47.3001)

De overdrachtsbelasting staat op dit moment volop in de belangstelling. In de fiscale vakliteratuur wordt al decennia lang gepleit voor afschaffing van de overdrachtsbelasting, of toch minimaal een forse verlaging of ingrijpende herziening. Opvallend is dat de gedachtevorming zich anno 2011 niet meer beperkt tot fiscale vakkringen maar dat ook media en maatschappelijke organisaties zich in de discussie mengen. In deze brede maatschappelijke discussie is de conclusie in de regel dat de overdrachtsbelasting een slechte belasting (‘verhuisboete’) is en moet verdwijnen. In dit artikel behandelt de auteur achtereenvolgens de (ontbrekende) rechtsgrond van de overdrachtsbelasting en haar maatschappelijke effecten. Vervolgens wordt ingegaan op de tijdelijke verlaging voor woningen. 

De auteur is van mening dat voor de overdrachtsbelasting een deugdelijke rechtsgrond ontbreekt. Met belastingheffing naar draagkracht heeft zij in elk geval niets te maken, want enige relatie met vermogen, inkomen, waardestijging of enige andere vorm van draagkracht ontbreekt. Het profijtbeginsel kan evenmin als rechtsgrond dienen. Het is zo dat eigenaren van onroerende zaken profiteren van een aantal overheidsvoorzieningen, maar daarvoor betalen zij via andere kanalen al een faire prijs (notariskosten, kadastrale rechten). Ook de onroerendezaakbelastingen zijn in belangrijke mate op het profijtbeginsel gestoeld. Dat men daar bovenop voor elke keer dat een object van eigenaar verwisselt nog een extra bijdrage van 6% over de waarde verschuldigd wordt, is op geen enkele wijze te koppelen aan enig ondervonden profijt. Een ander punt dat veelal wordt genoemd is het feit dat de overdrachtsbelasting relatief lage perceptiekosten kent en tamelijk probleemloos kan worden geïnd. Naar mening van de auteur heeft dit argument zijn geldigheid in de loop der jaren absoluut verloren. ‘Vroeger’ was de overdrachtsbelasting nog relatief eenvoudig, doordat zij aanknoopte bij scherp gedefinieerde juridische fenomenen. De introductie van de economische eigendomsoverdracht in 1995 heeft er echter voor gezorgd dat de afdracht van overdrachtsbelasting zeker niet meer eenvoudig is te noemen. 

Ondanks het ontbreken van een deugdelijke rechtsgrond is de overdrachtsbelasting nog steeds niet afgeschaft. De enige reden hiervoor is gelegen in het gegeven dat de schatkist nu eenmaal gevuld moet worden. Daar zou men mogelijk nog mee kunnen leven in geval van een belasting die neutraal uitwerkt op maatschappij en economie. Dat geldt echter per se niet voor de overdrachtsbelasting. Natuurlijk bestaan voor tal van situaties vrijstellingen, maar die hebben – vanzelfsprekend – een beperkt bereik en kennen vaak vergaande en beklemmende voorwaarden. De negatieve invloed van de overdrachtsbelasting op de verhuisbereidheid en daarmee de arbeidsmobiliteit wordt door onderzoeken van het CPB uit 2003 en 2007 bevestigd. Huurders veranderen sneller van zowel huis als baan. Voor eigenwoningbezitters is die stap een stuk groter (lees: duurder), met name als gevolg van de overdrachtsbelasting. 

Op 1 juli 2011 presenteerde het kabinet bij monde van minister Donner zijn Woonvisie. Het kabinet stelt hiermee te voldoen aan een motie waarin de Eerste Kamer heeft gevraagd om ‘een integrale visie op de woningmarkt’. Hierin is bepaald dat de overdrachtsbelasting voor woningen tijdelijk wordt verlaagd naar 2%. Enig principe ligt aan die maatregel niet ten grondslag, de tijdelijke verlaging is louter bedoeld om de vastgelopen woningmarkt een stimulans te geven. De auteur bespreekt vervolgens een aantal kritiekpunten op de getroffen maatregel.

  • Er is nog geen wetsvoorstel maar de verlaging is feitelijk al ingevoerd.
    Aangekondigd is dat de verlaging zal worden opgenomen in het Belastingplan 2012 met terugwerkende kracht tot 15 juni 2011. 
  • De reikwijdte van de maatregel is onvoldoende toegelicht.
  • Het aflopen van de tijdelijke maatregel zal desastreuze gevolgen hebben.
  • Het toepassingsbereik van de tariefsverlaging is onduidelijk en deels onlogisch.
  • De tariefsverlaging betreft slechts woningen. Hiervoor is gekozen voor een eigen definitie van dit begrip waardoor onduidelijkheden zijn ontstaan of bepaalde onroerende zaken onder dit begrip gebracht kunnen worden.

Nieuwbouw wordt door de tariefsverlaging relatief duurder.

De auteur is van mening dat het nu tijd is om door te pakken en te komen tot een integrale en volledige afschaffing, dus ook voor de niet-woningen. De overdrachtsbelasting frustreert al veel te lang burgers en bedrijven bij volstrekt normale, maatschappelijk gewenste, handelingen. Als er ooit aanleiding is geweest om de fundamentele vraag te bediscussiëren of de overdrachtsbelasting nog wel bestaansrecht heeft, is het nu. 

W.J.M. Vennix, Weekblad Fiscaal Recht 6919, 4 augustus 2011 (SH) 

Wetgeving
Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum24-11-2011
Nummer2011/0741