Naar de inhoud

Periodieke verrekening bij samenwoners

In de Nederlandse samenleving van de 21ste eeuw is het krijgen van kinderen in toenemende mate geen reden meer om in het huwelijksbootje te stappen. Het aantal “ongehuwde gezinnen” stijgt al jaren, en het ontstaan van zo’n gezin leidt vaak tot een “carrièrebreuk” van een van de partners. De gedachte om het verschil in inkomen te compenseren ligt dan natuurlijk voor de hand, en we zien in de notariële praktijk dan ook een toenemende vraag naar samenlevingscontracten waarin een periodiek verrekenbeding is opgenomen.

Wordt de verplichting tot periodieke verrekening, zoals (ook bij samenwoners) gebruikelijk, niet nagekomen, dan heeft dat echter geheel andere gevolgen dan bij gehuwden. Prof. Reinhartz vestigde er al in 2007 (JBN 2007/39) de aandacht op dat art. 3:321 lid 1 sub a en g BW (geen verjaring tijdens huwelijk of geregistreerd partnerschap) niet geldt voor samenwoners, zodat een vordering op grond van een periodieke verrekening kan verjaren.

De problematiek wordt perfect geïllustreerd door een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland (1 juli 2015, RBNNE:2015:6340, besproken in Notamail 2016/93), waarin de vrouw er na twaalf jaar samenwonen, ondanks het periodieke verrekenbeding in het samenlevingscontract, bekaaid vanaf komt. De rechter constateert dat de rechtsvordering tot nakoming van het periodiek verrekenbeding grotendeels is verjaard en ook dat er geen ruimte is voor een analoge toepassing van art. 1:141 lid 3 BW of van de HR-jurisprudentie die in dat artikel is gecodificeerd. Die ruimte is er niet omdat het wetsartikel voor gehuwden is geschreven en partijen…