Ploum/Smeets en Geelen II: klachtplicht en uitleg 'in staat van-clausule'
Samenvatting
De klachttermijn waarbinnen de koper de gekochte zaak moet onderzoeken, wordt beïnvloed door de mededelingen die de verkoper heeft gedaan. Een taalkundige uitleg van een ‘in staat-van-clausule’ leidt tot de conclusie dat geen sprake is van een exoneratiebeding.
Tekst
Twee opvolgende arresten over een tankstation te Kerkrade
Op 23 november 2007 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de aansprakelijkheid van de verkoper van een tankstation waarvan de grond verontreinigd blijkt te zijn (HR 23 november 2007, NJ 2008, 552 (Ploum/Smeets en Geelen I)). Dit arrest heeft op 25 maart jongstleden een vervolg gekregen (HR 25 maart 2011, LJN BP8991 (Ploum/Smeets en Geelen
II)). Aan deze twee arresten ligt het volgende geschil ten grondslag. Ploum heeft een perceel grond te Kerkrade met daarop een tankstation verkocht en geleverd aan Smeets en Geelen Tankstations (hierna: Smeets). In de akte van levering staat in artikel 2, lid 3: ‘Het verkochte wordt aanvaard in de feitelijke staat, waarin het zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond.’ Na de levering constateert Smeets dat de grond ernstig verontreinigd is. Smeets stelt Ploum aansprakelijk voor de geleden schade op grond van de stelling dat Ploum toerekenbaar jegens Smeets is tekortgeschoten en ook onrechtmatig heeft gehandeld. Ploum verweert zich tegen deze vordering in de eerste plaats met het betoog dat Smeets niet tijdig heeft geklaagd over de non-conformiteit van het verkochte (artikelen 6:89 en 7:23 BW) en in de tweede plaats met een beroep op artikel 2, lid 3 van de akte van…