Naar de inhoud

Reactie

Reactie op “Art. 5:20 lid 2 BW en het opstalrecht” van prof. mr. W.G. Huijgen WPNR (2008) 6771 en “Aangevuld overgangsrecht inzake de registratie van bestaande netwerken” van prof. mr. A.A. van Velten, WPNR (2009) 6815

EIGENDOM versus GEDOOGPLICHT

1. Inleiding

Met enige regelmaat wordt de WPNR-lezer op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen inzake art. 5:20 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt dat de eigendom van telecom-, gas-, elektriciteit-, warmte-, riool- of overige netwerken die in, op of boven de grond van anderen zijn of worden aangelegd, toebehoort aan de “bevoegde aanlegger” van dit netwerk.2

De basis van dit netwerkeigendomsrecht ligt in de kabelarresten van de Hoge Raad van 2003.3 De Hoge Raad heeft in deze arresten aangegeven dat een (cai-)netwerk een afzonderlijke onroerende zaak is waarvan de aanlegger de eigendom kan verkrijgen met een beroep op de wettelijk geregelde doorbreking van de natrekking.4 Deze uitspraken hebben geleid tot de invoering per 1 februari 2007 van een nieuw tweede lid bij de eigendomsbepaling van art. 5:20 BW. Dit artikel verschaft de bevoegde aanlegger een volledig eigendomsrecht op een afzonderlijke onroerende zaak, het netwerk.

Het is al meer malen - terecht - aangegeven dat dit eigendomsrecht op een netwerk een hybride figuur is in ons goederenrechtelijk systeem. Het laatste woord over dit artikel is nog lang niet gesproken, ook niet in het WPNR. In WPNR 6771 (18 oktober 2008) verscheen een artikel van prof. mr. …