Naar de inhoud

Rechtbank verklaart belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk in zijn beroep

Samenvatting

Belanghebbende heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de aanslag IB/PVV over 2005. In zijn beroepschrift heeft belanghebbende enkel verwezen naar een beroepsprocedure van een andere belastingplichtige, zonder overigens de desbetreffende stukken in kopie bij te voegen. De rechtbank (NTFR 2008/1446) heeft belanghebbende daarom niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaard. In hoger beroep stelt het hof voorop dat de rechtbank inderdaad niet gehouden is dossiers van andere belastingplichtigen te raadplegen. Echter, uit de bij het beroepschrift bijgevoegde uitspraak op bezwaar is volgens het hof duidelijk af te leiden dat belanghebbende het niet eens is met de bijtelling van het eigenwoningforfait. Daarmee was het beroep voldoende gemotiveerd en had de rechtbank belanghebbende moeten ontvangen in zijn beroep. Het hof gaat niet over tot terugwijzing naar de rechtbank, maar voorziet zelf in de zaak. Belanghebbende vindt dat van art. 3.123a Wet IB 2001 een ontoelaatbare, discriminerende werking uitgaat en beroept zich in verband daarmee op het gelijkheidsbeginsel. Dit beroep wordt door het hof verworpen onder verwijzing naar HR 8 augustus 2008, nr. 07/10150, NTFR 2008/1679.

Commentaar

1. Het hof heeft geoordeeld dat uit de bewoordingen van de uitspraak op bezwaar duidelijk was af te leiden op welk geschilpunt het beroep betrekking had, zodat de rechtbank het beroep niet niet-ontvankelijk had mogen verklaren. De uitspraak van het hof ligt in de lijn van de jurisprudentie van de Hoge Raad (vergelijk in dit kader ook HR 13 november 2009, nr. 43.842, NTFR 2009/2567). Aan de motivering van een bezwaar…