Naar de inhoud

Rechtskenmerken van de stichting. Wanneer is sprake van spanning met het ledenverbod?

Samenvatting: Een notaris die voor een stichting een governance-model opstelt en uitwerkt kan worden geconfronteerd met de vraag of en wanneer sprake is van overtreding van het ledenverbod. In dit artikel wordt nagegaan welke statutaire bevoegdheden van een stichtingsorgaan (anders dan het bestuur) spanning met het ledenverbod opleveren. Bovendien komt de vraag aan de orde of een toezichthoudend orgaan het ledenverbod kan overtreden.

Betoogd wordt dat de achtergrond van het ledenverbod vooral is dat een stichting geen orgaan mag hebben dat - handelend naar eigen inzicht - het doel en daarmee de bestemming van het vermogen van de stichting kan bepalen.

1. Inleiding

De basis voor de governance-structuur van stichtingen is eenvoudig: op grond van de algemene wettelijke regeling in Boek 2 BW hoeft een stichting slechts een bestuur te hebben dat uit één of meer personen kan bestaan. Veel stichtingen hebben daarnaast een tweede orgaan, zoals een deelnemersraad of een raad van toezicht (RvT). Dit orgaan controleert het bestuur en krijgt soms “instrumenten” aangereikt waarmee het tegenwicht kan bieden aan het bestuur. De vraag is echter welke bevoegdheden kunnen worden toegekend en welke wettelijke grenzen daarbij in acht moeten worden genomen.

Stichtingen dienen rekening te houden met het ledenverbod, het materiële kenmerk waarmee zij zich organisatorisch onderscheiden van andere rechtspersonen. Dit verbod houdt volgens de meeste auteurs2 in dat er geen orgaan mag zijn dat wat betreft zeggenschapsrechten op één lijn te stellen is met de algemene vergadering van een vereniging. Onduidelijk is echter wanneer het ledenverbod wordt overschreden.

De vraag wat de grenzen van het ledenverbod zijn komt de laatste tijd regelmatig op in de literatuur, …