Naar de inhoud

Rechtsvragenrubriek

4. Is een grensoverschrijdende juridische fusie altijd een grensoverschrijdende juridische fusie?

Op 15 juli 2008 is met het van kracht worden van de Wet grensoverschrijdende fusies de Tiende Richtlijn (Richtlijn 2005/56/EG) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Hiermee zijn veel onduidelijkheden op het terrein van grensoverschrijdende fusie voor de praktijk weggenomen. In sommige gevallen kunnen echter toch nog onduidelijkheden rijzen met betrekking tot de vraag of er wel sprake is van een grensoverschrijdende juridische fusie of van een ‘gewone’ nationale juridische fusie, zowel bij inbound grensoverschrijdende fusies (waarbij een Nederlandse vennootschap optreedt als verkrijger) als bij outbound grensoverschrijdende fusies (waarbij de Nederlandse vennootschap verdwijnt). De oorzaak hiervan is gelegen in de verschillende aanknopingspunten die lidstaten kunnen hanteren ter bepaling van het op vennootschappen toepasselijke recht (enerzijds de leer van de werkelijke zetel, anderzijds de leer van de statutaire zetel, ook wel incorporatieleer genoemd).

In de praktijk doet zich het volgende geval voor: gewenst is een juridische fusie tussen X BV, een Nederlandse vennootschap met statutaire zetel in Nederland en met werkelijke zetel in België, en Y BVBA, een Belgische vennootschap met statutaire en werkelijke zetel in België. Vanuit Nederlands perspectief dient deze fusie behandeld te worden als een grensoverschrijdende fusie in de zin van art. 2:333b BW. Het betreft immers een fusie van een besloten vennootschap met een kapitaalvennootschap naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie.

De Belgische notaris weigert echter zijn medewerking te verlenen bij deze grensoverschrijdende fusie, zoals bijvoorbeeld de weigering tot het afgeven van een attest (al dan niet in beperkte vorm) bij een - …