Naar de inhoud

Rome I en vervoerovereenkomsten

I. Inleiding

1. Met de inwerkingtreding op 17 december 2009 van de Europese verordening Rome I1 worden de uniforme conflictregels met betrekking tot verbintenissen uit overeenkomsten herzien. Rome I vervangt het uit 1980 stammende EVO-verdrag2 en wordt aangevuld door de reeds op 11 januari 2009 van kracht geworden verordening Rome II3 inzake het toepasselijke recht op niet-contractuele verbintenissen.

2. Ook voor het vervoerrecht zijn deze Europese legislatieve ontwikkelingen van groot belang. Vaak zal immers bij de bepaling van het toepasselijke recht op vervoerovereenkomsten “uit het recht van verschillende landen moeten worden gekozen”4 of het nu is omdat het transport zelf een internationaal karakter heeft, omdat het een nationaal deeltraject vormt van een internationaal vervoer of omdat er in verschillende landen gevestigde partijen bij betrokken zijn. In gerechtelijke of arbitrale procedures rijst dan ook veelvuldig de vraag naar het toepasselijke recht op (facetten van) de vervoerovereenkomst.5

3. Hieraan doet niet af dat het hart van het vervoerrecht gevormd wordt door uniform recht neergelegd in afzonderlijke verdragen van eenvormig privaatrecht (EPR) voor de vervoersmodaliteiten zee, binnenwateren, lucht, weg en spoor.6 Blijkens art. 25-1 laat Rome I bestaande EPR-verdragen waarbij een of meer lidstaten partij zijn en die regels bevatten inzake het toepasselijk recht op verbintenissen uit overeenkomst onverlet.7 Toch biedt geen van de EPR-verdragen een werkelijk omvattende eenvormige regeling, zodat steeds aanvullende conflictregels nodig blijven om het toepasselijke recht te bepalen voor aspecten van de vervoerovereenkomst die niet eenvormig geregeld zijn.8

4. In deze bijdrage9 worden de gevolgen van Rome I voor het…