Naar de inhoud

Sign. - Aflossingen hypotheek geen natuurlijke verbintenis door samenlevingscontract? (Hoge Raad 10 oktober 2014, HR:2014:2931)

M en V hebben ongehuwd samengewoond in een woning die hun gezamenlijke eigendom is. Tussen hen is een geschil ontstaan over de vraag of M een vordering op V heeft verkregen omdat hij uit zijn privévermogen extra hypothecaire aflossingen heeft gedaan. Anders dan de rechtbank oordeelde het hof (ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3067) dat M geen vordering heeft omdat de aflossingen zijn verricht ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

Volgens de Hoge Raad heeft het hof als vaststaand aangenomen dat M en V de regeling die was opgenomen in hun samenlevingscontract beschouwden als voldoening aan een dringende verplichting van moraal en fatsoen, en dat partijen zijn overeengekomen om met betrekking tot de hierin genoemde kosten en goederen – waaronder de gemeenschappelijke woning – de natuurlijke verbintenis om te zetten in een rechtens afdwingbare. Het is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom het hof vervolgens heeft geoordeeld dat M door de aflossingen op de hypotheeklening naar objectieve maatstaven verondersteld kan worden te hebben voldaan aan een op hem rustende verzorgingsverplichting jegens V indien hij eerder dan haar zou overlijden. In het licht van hetgeen M en V bij het aangaan van de samenlevingsovereenkomst voor ogen stond en zij daarin zijn overeengekomen, ligt immers veeleer voor de hand om het bedrag van de aflossingen op grond van hetgeen in de samenlevingsovereenkomst is bepaald aan te merken als hetgeen een partij uit eigen middelen voor meer dan haar aandeel in de kosten van de gemeenschappelijke woning heeft betaald, voor welk meerdere deze partij een vordering op de andere partij heeft. De Hoge Raad vernietigt en verwijst.