Sign. - Belastingschulden zijn geen uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding
Partijen waren in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd tot in 2004. Gedurende het huwelijk dreef de man een autorijschool in de vorm van een eenmanszaak. Hij heeft een schuld aan de belastingdienst over de jaren 1996 tot en met 2002 ter hoogte van ruim € 68.000. De vrouw heeft kort na de ontbinding van het huwelijk afstand gedaan van de huwelijksgoederengemeenschap. Omdat de man onvoldoende verhaalsmogelijkheden bood voor de genoemde schulden (hij zat in de wettelijke schuldsanering van april 2005 tot en met november 2008), heeft de belastingdienst de vrouw in 2006 (ex artikel 1:102 tweede zin BW) aansprakelijk gesteld voor de helft van de openstaande schulden van de man. Later heeft de belastingdienst de grondslag gewijzigd overeenkomstig de eerste zin van artikel 1:102 BW ('Na de ontbinding van de gemeenschap blijft ieder der echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden, waarvoor hij voordien aansprakelijk was'). In hoger beroep oordeelt het hof dat de aansprakelijkheidstelling niet terecht is. Daartegen is de belastingdienst in cassatie gegaan. De Hoge Raad overweegt dat het middel ervan uitgaat dat belastingschulden per definitie behoren tot de uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding in de zin van artikel 1:85 BW. Deze opvatting is in haar algemeenheid onjuist. Dit geldt ook meer in het bijzonder voor schulden op grond van de inkomstenbelasting. De Hoge Raad vervolgt:'Betaling van die belastingschulden strekt tot voldoening aan wettelijke verplichtingen jegens de overheid, waarna een in beginsel vrij besteedbaar inkomen resteert dat kan worden aangewend voor uiteenlopende doeleinden, al dan niet ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. …