Sign. - Bemiddeling zonder vergunning
Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van bemiddelen wijst de rechtbank allereerst op hetgeen bij de uitspraak van het CBb van 11 februari 2013 («JOR» 2013/112) in de zaak E-proof is overwogen. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat in deze zaak niet op vergelijkbare wijze sprake was van vergunningplichtig bemiddelen. De exploitatie van de websites door eiser en de overeenkomsten met f en H, die betaalden voor deze leads of aanvragen, maakt dat sprake is van bedrijfsmatige of beroepsmatige werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst tussen een consument en een aanbieder. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser tenminste enig verwijt worden gemaakt van de overtreding. Eiser had op grond van de wettelijke definitie van bemiddelen, de wetsgeschiedenis, de informatievoorziening van de AFM en de afgewezen vergunningaanvraag kunnen beseffen dat zijn wijze van exploiteren van de beide websites onder deze definitie zou vallen. Met name is hier van belang dat het standpunt van de AFM als bevoegde toezichthouder over de invulling van het begrip "bemiddelen" reeds duidelijk was en ook aan eiser kenbaar was gemaakt. Dat enkele voorzieningenuitspraken twijfel kunnen opleveren of eerst sprake is van bemiddeling indien de (onder) bemiddelaar zelf leads doorstuurt doet hier niet aan af. tevergeefs betoogt eiser dat de AFM de boete verdergaand had moeten matigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
(Rb. Rotterdam 11 april 2013, «JOR» 2013/176)