Naar de inhoud

Sign. - Besluit

Bij brief van 23 september 2010 is appellant door de horecaondernemers van de binnenstad Sittard een algemeen café lokaalverbod (hierna: het lokaalverbod) opgelegd. Voorts wordt in de voornoemde brief vermeld dat het lokaalverbod tot stand is gekomen naar aanleiding van de huis- en gedragsregels voor horecabezoekers in de binnenstad van Sittard en dat deze regels onderdeel uitmaken van het Project Veilig Uitgaan in Sittard. Het lokaalverbod is ondertekend en uitgereikt door wijkagenten. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het lokaalverbod een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is, nu ervan moet worden uitgegaan dat het lokaalverbod is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (hierna: het college). De Afdeling overweegt dat uit het lokaalverbod volgt dat, gelijk de rechtbank heeft overwogen, het is opgelegd door de horecaondernemers van de binnenstad van Sittard en niet door een bestuursorgaan. Het vorenbedoelde lokaalverbod is een waarschuwing van de horecaondernemers aan appellant dat hij, indien hij een van de horecagelegenheden betreedt die zijn genoemd in de bijlage bij het lokaalverbod, zich aldaar wederrechtelijk bevindt en aangifte wordt gedaan van huisvredebreuk als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank volgens de Afdeling terecht overwogen dat het lokaalverbod geen besluit is waartegen bezwaar openstond. Het college kon daarom met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb van het horen in bezwaar afzien. Aan de stelling van appellant dat het lokaalverbod tot stand is gekomen naar aanleiding van samenwerkingsverbanden tussen de plaatselijke horeca, politie en de gemeente en…