Naar de inhoud

Sign. - Bestemmingsplan en termijn uitsterfregeling van één jaar te kort? [Wro, Bro] (ABRvS 24 februari 2016, zaaknummer 201402951/9R1 (r.o. 5-5.2), www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RVS:2016:463)

Trefwoorden: Bestemmingsplan. Termijn uitsterfregeling. Eén jaar.

Regelgeving: Wro art. 3.1. Bro art. 3.2.2.

Bij besluit van 10 maart 2014 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan ‘Buitengebied Noordwest’ vastgesteld. Appellant sub 8, appellant sub 5 en appellant sub 9 betogen dat in de uitsterfregeling ten onrechte een termijn van één jaar is opgenomen dat het gebruik als permanente bewoning mag worden onderbroken zonder dat sprake is van strijdig gebruik. Zij achten deze termijn te kort en wijzen daarbij op verschillende uitspraken van de Afdeling. In die uitspraken oordeelde de Afdeling dat overgangsrechtelijk beschermd gebruik met meer dan één jaar mocht worden onderbroken. De Afdeling stelt echter vast dat in al die gevallen in de overgangsrechtelijke bepaling van het desbetreffende bestemmingsplan geen termijn was opgenomen en dat in die gevallen artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening nog niet gold. Die bepaling schrijft voor dat bestaand legaal gebruik in een bestemmingsplan niet meer dan één jaar wordt beschermd. De genoemde uitspraken zijn in zoverre dus achterhaald. De wetgever heeft in het Besluit ruimtelijke ordening een beschermingstermijn van één jaar redelijk geacht. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de uitsterfregeling in dit plan in redelijkheid niet ook voor een termijn van één jaar heeft kunnen kiezen. In beide gevallen gaat het immers om dezelfde vraag, namelijk hoe lang gebruik mag zijn onderbroken voordat het moet worden beschouwd als definitief beëindigd. Het betoog faalt.