Naar de inhoud

Sign. - De verpanding van rekening-courantsaldi

De bijdrage van mr. Drinkhill bevat in het kort een uiteenzetting van de rekening-courant verhouding, het vestigen van een pandrecht op deze verhouding, de inningsbevoegdheid en de executie van het pandrecht. Hierbij gaat Drinkhill uit van een pandrecht waarbij een derde bank pandhouder is en de pandgever de rekening-courant aanhoudt bij een ‘accountbank’.
Drinkhill ziet de rekening-courant verhouding als een afspraak tussen partijen om verplichtingen over en weer in één saldo uit te drukken, welk saldo ontstaat doordat bij elke debitering en creditering verrekening plaatsvindt (art. 6:140 BW). Een positief rekening-courant saldo is een vordering tot betaling van een geldsom en is derhalve te verpanden. Dit kan stil en openbaar (art. 3:236 lid 2 j° 3:94 BW en art. 3:239 BW). Bij rekening-courant saldi vindt de verpanding meestal openbaar plaats, zodat ook toekomstige rekening-courant saldi onder het pandrecht vallen. Probleem kan volgens Drinkhill ontstaan als een derde bank een pandrecht op het saldo wenst te vestigen, omdat de Algemene Bankvoorwaarden (art. 18 en 19) de accountbank een ruimere verrekeningsbevoegdheid verstrekt dan de wettelijke regels omtrent verrekening (art. 6:140 BW). Om deze reden zal een dergelijke derde bank van de accountbank een verklaring verlangen waarin de accountbank afstand doet van haar pandrecht op het rekening-courant saldo.
Met betrekking tot de inningsbevoegdheid stelt Drinkhill dat inning door de pandhouder tot gevolg heeft dat de pandhouder (na ontvangst van het geïnde) het geïnde voor de pandgever houdt totdat de vordering van de pandhouder opeisbaar is geworden…