Naar de inhoud

Sign. - Eenzijdige wijziging VUT-regeling; waardering oordeel OR

Bij de werkgever, een kenniscentrum op het gebied van lucht- en ruimtevaart, gold een VUT-regeling. In deze regeling stond dat indien een werknemer ten minste 40 dienstjaren heeft of 61 jaar of ouder is en direct voorafgaand aan de datum van ontslag een ononderbroken dienstverband heeft van ten minste 10 jaar, hij recht heeft op een uitkering van 75% van zijn laatstgenoten salaris. Naar aanleiding van fiscale wijzigingen heeft de werkgever met de ondernemingsraad onderhandeld over een wijziging van de VUT-regeling. De ondernemingsraad heeft uiteindelijk ingestemd met een wijziging per 1 januari 2007, alsmede met een overgangsregeling voor bepaalde leeftijdsgroepen. De gewijzigde regeling is aan de 683 werknemers voorgelegd en 644 werknemers zijn akkoord gegaan. De werkgever start een procedure waarin hij een verklaring voor recht vordert dat sprake is van een zodanige onvoorziene omstandigheid dat de 39 resterende werknemers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de VUT-regeling niet mogen verwachten. De kantonrechter stelt vast dat geen eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen. Het toetsingskader is art. 6:248 en 6:258 BW in samenhang met art. 7:611 BW. Het Taxi Hofman-arrest is niet van toepassing. Hoewel waarde dient te worden toegekend aan de overeenstemming met de ondernemingsraad, is deze niet doorslaggevend. Relevant is dat de ondernemingsraad de resultaten niet ter instemming aan de werknemers heeft voorgelegd en zich niet heeft laten voorlichten over de gecompliceerde vraagstukken. Daardoor kan slechts geringe waarde aan het onderhandelingsresultaat worden gehecht. Uitgangspunt is wel dat van de werkgever niet kan worden gevergd de regeling ongewijzigd voort te zetten gezien de draconische maatregelen van fiscale aard…