Sign. - Geen executoriale kracht van grosse van hypotheekakte (Rb. Midden Nederland 17 augustus 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4958, «JOR» 2016/319, m.nt. prof.mr. N.E.D. Faber onder «JOR» 2016/320)
Gelet op het vérstrekkende en ingrijpende karakter van de bevoegdheid om zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst de grosse van een notariële akte met dwangmiddelen ten uitvoer te leggen, is vereist dat de vordering waarvoor deze bevoegdheid is verleend met voldoende bepaaldheid in die akte is omschreven. Een notariële akte levert alleen een executoriale titel op indien deze betrekking heeft (i) op vorderingen die op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaan en in de akte zijn omschreven, of (ii) op toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding (HR 8 februari 2013, «JOR» 2013/126 (Rabobank/Donselaar)). De bank betoogt dat deze uitspraak in de onderhavige situatie niet van toepassing is, omdat deze zag op de executie van een restschuld nadat het hypotheekrecht (reeds) was uitgewonnen, terwijl in het onderhavige geval het hypotheekrecht nog niet is uitgewonnen. Dit argument is volgens de rechtbank onjuist. De vereisten die de Hoge Raad stelt aan de executoriale kracht van een notariële akte zijn algemeen geformuleerd, en hebben dus betrekking op iedere vordering waarvoor een hypotheeknemer verhaal op het verhypothekeerde goed zoekt. Het is dus niet relevant of het gaat om een restschuld na uitwinning of niet.
De hypotheekakten met betrekking tot het kantoorpand en het appartementsrecht leveren geen executoriale titel op voor de vorderingen van de bank op eiseres in verband met de borgstelling en de restschuld. Hiertoe wordt als volgt overwogen. De schuld in verband met de geldlening ten behoeve van de aankoop van de villa dateert van 26 januari 2006…