Sign. - Geen gebondenheid aan cao met niet representatieve vakbonden
Mitex als werkgeversorganisatie waarvan H&M lid is heeft in 2003 een cao voor de mode- en sportdetailhandel afgesloten met FNV en CNV met een looptijd van 2003-2005 (cao 2003-2005). Daarna heeft Mitex in 2006 een cao voor de mode- en sportdetailhandel afgesloten met De Unie en de Internetvakbond met een looptijd van 2006-2008 (cao 2006-2008). De bepalingen van de cao 2006-2008 zijn in 2007 algemeen verbindend verklaard. De arbeidsovereenkomsten van eisers, werknemer van H&M en lid van FNV, bevatten een incorporatiebeding. De cao 2006-2008 betekent volgens eisers een verslechtering in vergelijking met de cao 2003-2005. Eisers vorderen toepassing van de cao 2003-2005 en beroepen zich op art. 12 WCAO. Verder stellen zij niet gebonden te zijn aan de cao 2006-2008 op grond van art. 9 WCAO, nu zij geen lid zijn van de contracterende vakbonden De Unie en Internetvakbond. De kantonrechter oordeelt dat voor het sluiten van een cao niet is vereist dat de betrokken vakbonden representatief zijn, zodat de cao 2006-2008 rechtsgeldig is. Een incorporatiebeding moet worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex-criterium. Eisers mochten redelijkerwijs verwachten dat de cao 2006-2008, die zij door het incorporatiebeding van toepassing hebben verklaard op de arbeidsovereenkomst, zou worden gesloten met representatieve vakbonden. Van oudsher werden de cao's in deze sector gesloten door FNV en CNV. De Unie en de Internetvakbond zijn niet representatief. Dit heeft tot gevolg dat eisers niet gebonden zijn aan de nieuwe cao. Evenmin is deze cao op…