Sign. - Geen overeenkomst tussen makelaar en bank (Rechtbank Limburg sector kanton 7 januari 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:120)
In 2003 vestigen M en V een recht van eerste hypotheek op hun woning ten behoeve van bank B. Op 29 december 2011 geven zij [makelaar] opdracht te bemiddelen bij de verkoop van de woning. M en V verkopen de woning echter buiten [makelaar] om voor € 500.000, waarna de levering aan de kopers plaatsvindt op 5 september 2013 en waarbij B royement verleent voor de hypotheek. [Makelaar] vordert B, naast M en V (hoofdelijk), te veroordelen tot betaling van € 7.500 aan courtage, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter overweegt dat een overeenkomst tot stand komt door het doen van een aanbod en de aanvaarding daarvan door de wederpartij in de zin van |artikel 6:217 BW, die meestal schriftelijk worden gedaan, maar ook in gedane uitlatingen en gedragingen besloten kunnen liggen. In casu blijkt niet dat door een van partijen een concreet aanbod tot het aangaan van een overeenkomst is gedaan. Ook aan de houding en verdere uitlatingen van B kon [makelaar] niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat B zich verbond de courtage te vergoeden op basis van artikel 3:35 BW.
B heeft geen opdrachten gegeven aan [makelaar]; zij heeft slechts informatie bij hem ingewonnen over de waarde van de woning. Bovendien ging [makelaar] zelf ook niet uit van de verplichting van B de courtage te vergoeden uit de koopsom, anders zou hij niet hebben gevraagd dit te garanderen. B wilde pas afspraken maken met [makelaar] ingeval de verkoop door M en V op niets uit zou lopen. De kantonrechter concludeert…