Naar de inhoud

Sign. - Gerechtigdheid tot liquidatiesaldo vereniging

Eisers in deze procedure waren tot aan (verschillende data in) 2002 lid van een coöperatieve vereniging. Ten aanzien van deze vereniging heeft de algemene ledenvergadering in 2009 besloten tot uitkering van het resterend tegoed aan haar leden en uiteindelijk tot liquidatie van de vereniging over te gaan. Vooruitlopend daarop hebben zij besloten een deel van het batig saldo als voorschot aan hun leden uit te keren. Eisers hebben, nu zij geen lid meer waren, niet in deze uitkering meegedeeld. Zij menen echter wel recht te hebben op een uitkering en eisen een verklaring voor recht dat de vereniging gehouden is tot verdeling van haar vermogen onder diegenen die in 2002 lid waren, althans dat de vereniging verplicht is hen bij de verdeling te betrekken. De statuten van de vereniging bepalen over het batig saldo na vereffening dat dit toekomt aan degenen die ten tijde van het besluit tot ontbinding lid waren. De rechtbank overweegt dat het bij een vereniging die wat langer bestaat, die gaandeweg een steeds omvangrijker vermogen opbouwt en die een vlottend ledenbestand heeft, onvermijdelijk een lastig te beantwoorden vraag is aan wie dit vermogen aan het einde van de rit toekomt. Zolang de vereniging actief is moet er (enig) vermogen voorhanden zijn, als de vereniging wordt opgeheven dient het resterende vermogen te worden verdeeld. Uit de aard van de rechtsfiguur "vereniging" vloeit voort dat de leden die toetreden er rekening mee moeten houden dat zij (hoezeer zij ten tijde van hun lidmaatschap ook hebben bijgedragen aan de vermogensvorming) wellicht niet zullen delen in het vermogen, namelijk als hun lidmaatschap tussentijds eindigt. Alleen als expliciet in de statuten een…