Sign. - Het uitkeringsverbod bij de stichting revisited
Het uitkeringsverbod van art. 2:285 lid 3 BW roept in de literatuur en praktijk veel vragen op. De schrijver onderzoekt wat de wetgever met het uitkeringsverbod heeft willen bereiken, hoe het (daarom) moet worden begrepen en waarom een uitkeringsverbod voor een stichting wenselijk of noodzakelijk is. Daarbij betrekt hij ook het uitkeringsverbod voor de vereniging en zet hij de doctrine af tegen de praktijk. Wat de wetgever destijds heeft beoogd – de stichting te onderscheiden van commerciële rechtsvormen – is naar het oordeel van de schrijver nog steeds relevant. Vanuit deze doelstelling bezien is het huidige uitkeringsverbod functioneel. Voor bepaalde stichtingen, zoals de stichting ak en de stichting tot beheer van (familie)vermogen is het huidige verbod echter niet functioneel. De schrijver doet een aantal suggesties voor aanpassing van de wettelijke regeling.
(TvOB 2013, nr. 4, p. 126, prof. mr. W.J.M. van Veen)