Naar de inhoud

Sign. - Hoger beroep tuchtzaak: Was er sprake van “rauwelijks” executeren?

Klager verweet de gerechtsdeurwaarder dat deze, zonder klager daar van tevoren over in te lichten, op 23 juli 2012 is overgegaan tot executie van een op 15 mei 2002 tegen klager gewezen vonnis door ten laste van klager derdenbeslag te leggen. Klager stelt dat deze beslaglegging op zijn WAO-uitkering voor hem als een complete verrassing kwam en dat bovendien door laksheid van de gerechtsdeurwaarder, die eerder tot executiemaatregelen had kunnen overgaan, de vordering onnodig hoog is opgelopen.

De gerechtsdeurwaarder betwist dat door zijn toedoen de vordering hoog is opgelopen nu hij eerst in april 2012 van de crediteur van klager opdracht heeft gekregen om het vonnis te executeren. Bovendien, zo stelt de gerechtsdeurwaarder, is door zijn ambtelijk voorganger lange tijd tevergeefs getracht de vordering bij klager de incasseren. Het lang stilliggen van de incassopogingen is dus grotendeels te wijten aan klager zelf. De gerechtsdeurwaarder stelt verder dat hij alvorens tot beslaglegging over te gaan, klager bij brief van 2 mei 2012 tot betaling heeft gesommeerd. Van 'rauwelijks' executeren van het vonnis is derhalve geen sprake geweest.

Met betrekking tot de vraag of de gerechtsdeurwaarder, alvorens tot beslaglegging over te gaan, zich had moeten inspannen om in contact met klager te treden, overweegt het hof het volgende. Het vonnis van 15 mei 2002, waarin klager is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.245,64, is op 26 juni 2002 aan klager in persoon betekend. Klager was derhalve op de hoogte van de inhoud van het vonnis en heeft zich vanaf 26 juni 2002 moeten realiseren dat bij niet tijdige voldoening aan het bij het betekeningsexploot gedane…