Naar de inhoud

Sign. – Nawerking avv-CAO (Kantonrechter Utrecht 18 januari 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:116)

Werkneemster stelt na een tussenvonnis van de kantonrechter dat zij haar loonvordering moet specificeren dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de regel dat een avv-verklaarde CAO geen nawerking heeft, later door de Hoge Raad is genuanceerd, en dat zij op grond daarvan ook over de avv-loze perioden recht heeft op het CAO-uurloon.

De kantonrechter overweegt dat vaste jurisprudentie is dat een avv-verklaarde CAO geen nawerking heeft. In de uitspraak waar werkneemster zich op beroept ([naam]/KSB) ging het om de vraag of recht bestaat op vergoeding van overwerk als de arbeidsovereenkomst daarover geen bepaling bevat. Daarbij kwam onder meer betekenis toe aan de omstandigheid dat de CAO in de perioden waarin deze gold recht op vergoeding van overwerk gaf. Het ging dus om een uitleg-vraag of een werknemer recht heeft op loon of niet. In de onderliggende zaak is echter wél een uurloon overeengekomen en gaat het (slechts) om de vraag of werkneemster recht heeft op het minimumloon of het (iets hogere) CAO-uurloon. Werkneemster heeft geen verklaringen en/of gedragingen van werkgever gesteld op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen dat werkgever haar ook buiten de avv perioden het CAO-uurloon zou betalen. Dit brengt mee dat werkneemster geen recht heeft op het CAO-loon in de periode dat de CAO niet algemeen verbindend is verklaard.

Werkneemster wijst erop dat dit leidt tot een in de literatuur sterk bekritiseerd “jojo-effect”, en dat dan sprake is van rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid. Dit maakt volgens de kantonrechter de voormelde conclusie niet anders. Ook eventuele praktische problemen die…