Sign. - Onjuist beslag op woning in onverdeelde nalatenschap
Appellant en zijn broer B zijn erfgenaam van hun ouders, die in hun woning zijn vermoord. Deze woning valt in de onverdeelde nalatenschap en vormt daarvan het belangrijkste (doch niet het enige) bestanddeel. De broers zijn het niet eens over de wijze van verkoop van de woning. Rabobank heeft een vordering op B. Na verkregen toestemming daartoe heeft Rabobank conservatoir beslag gelegd op de woning.
Het beslagexploit meldt "Het beslag geldt voor het aandeel dat [B] heeft op voormelde onroerende zaak, welke onroerende zaak in de betreffende onverdeelde nalatenschap valt". Appellant vorderde opheffing van het beslag en vergoeding van de schade. Het hof oordeelt dat Rabobank op onjuiste wijze beslag heeft gelegd. Rabobank heeft een vordering op B, en heeft tot verhaal daarvan beslag gelegd op een goed dat valt in de nalatenschap waartoe B gerechtigd is, tenzij voldoende aannemelijk wordt dat B de hand heeft gehad in de dood van zijn ouders.
Bij een bijzondere gemeenschap als die van een onverdeelde nalatenschap gelden ingevolge artikel 3:189 lid 2 BW bijzondere regels, zoals artikel 3:190 BW: de schuldeiser van een deelgenoot kan zich zonder toestemming van de andere deelgenoten niet verhalen op een aandeel in een afzonderlijk gemeenschappelijk goed. De schuldeiser kan zich wél verhalen op het gehele aandeel in de gemeenschap (artikel 3:191 lid 1 BW). In dat laatste geval moet volgens de VV II Inv, Parl. Gesch. Inv., p. 1278-1279 beslag worden gelegd op de voet van art. 474bb Rv. In dit geval heeft Rabobank geen beslag gelegd op het aandeel van B in de…