Naar de inhoud

Sign. - Prijs aandelen en nadeelcompensatie

De overnemende aandeelhouders Wim en Hennie Hooijmans klagen in cassatie dat de Ondernemingskamer buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden door hen te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente, terwijl uittredende aandeelhouder Geert zulks niet gevorderd heeft. De Hoge Raad verwerpt de klacht. art. 2:340 lid 1 BW strekt ertoe dat de rechter, met inachtneming van het deskundigenbericht, zelfstandig de vergoeding vaststelt die voor de overgenomen aandelen verschuldigd is. Bij een redelijke toepassing van het in art. 2:343 BW bepaalde kan de rechter bij de vaststelling van hetgeen in een geval als het onderhavige verschuldigd is, rekening houden met het nadeel dat de eiser gedurende de periode tussen de overdracht van de aandelen en de definitieve vaststelling van de waarde daarvan lijdt door het gemis van het verschil tussen de vastgestelde waarde en het hem bij wijze van voorschot betaalde bedrag. Tevens kan de rechter een forfaitaire vergoeding voor dat nadeel opnemen ter hoogte van de wettelijke rente. Wim en Hennie Hooijmans klagen ook dat de Ondernemingskamer ten onrechte haar arrest uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Deze opvatting is juist. Uit de tekst van art. 2:343 lid 3 BW volgt dat een vonnis of arrest waarbij de te betalen prijs wordt vastgesteld niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Uit die bewoordingen vloeit immers voort dat de wederzijdse prestaties eerst opeisbaar zijn nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden. Uitvoerbaarheid bij voorraad is met deze wettelijke regeling niet verenigbaar. Bij gebrek aan belang kan dit niet tot cassatie leiden, nu onderdeel 2 is verworpen en het arrest van de Ondernemingskamer door de onderhavige uitspraak onherroepelijk wordt. (HR 27 januari…