Naar de inhoud

Sign. - Rechtsmacht Nederlandse rechter bij conservatoir beslag op merkenrechten (Rechtbank Amsterdam 26 januari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:2221, «JOR» 2016/24, m.nt. mr. E. Loesberg)

De voorzieningenrechter had zich onbevoegd verklaard tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op merkenrechten ingeschreven in het merkenregister in Spanje, omdat het beslag zou moeten worden gelegd volgens de in Spanje geldende regels. In de noot wordt ingegaan op de vraag waar een vorderingsrecht kan worden gesitueerd. De annotator wijst erop dat de vermelding in de Beslagsyllabus (onder G3 op p. 22) dat conservatoir beslag in beginsel alleen mogelijk is voor geldvorderingen die in Nederland betaalbaar zijn, niet helemaal juist is. Voor merkenrechten geldt dat het merk zich bevindt waar de rechthebbende woont dan wel gevestigd is. Voor een Gemeenschapsmerk, zoals in de onderhavige zaak, geldt op grond van art. 16 van de Verordening (EG) Nr. 207/2009 van 26 februari 2009, L 78/1 (Gemeenschapsmerkenverordening) het volgende: “het Gemeenschapsmerk [wordt] als deel van het vermogen in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap beschouwd als een nationaal merk dat ingeschreven is in de lidstaat waar, volgens het register van Gemeenschapsmerken: a) de merkhouder op de betrokken dag zijn woonplaats of zetel had; b) indien het bepaalde onder a) niet van toepassing is, de merkhouder op de betrokken dag een vestiging had.” Hieruit volgt voor de onderhavige zaak dat de voorzieningenrechter rechtsmacht had, indien in het Gemeenschapsmerkenregister staat dat de merkhouder zijn zetel had in Nederland.