Sign. - Schuldoverneming bij aandelenoverdracht
Enig aandeelhouder en bestuurder Coenen heeft zijn aandelen in Coenen assurantiën BV aan Bosma overgedragen. De koopprijs wordt grotendeels voldaan doordat Bosma een schuld van Coenen aan de vennootschap overneemt. ruim vier jaar later gaan de vennootschap (inmiddels fTf) en Bosma failliet. De curator spreekt Coenen aan voor de schuld en stelt dat de schuldovername tegenover de vennootschap geen werking heeft gehad. Een schuldoverneming (art. 6:155 BW) heeft pas werking jegens de schuldeiser als deze daarvan in kennis is gesteld en daarmee heeft ingestemd. Er is geen enkele indicatie dat Coenen assurantiën van de schuldoverneming op de hoogte was of daarmee heeft ingestemd. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat de schuldoverneming tussen Coenen en Bosma werking heeft gekregen tegenover de vennootschap in haar hoedanigheid van schuldeiser. De vraag is welke eisen aan het vereiste van instemming moeten worden gesteld in het geval de crediteur de bv is waarin de overdragende schuldenaar als enig bestuurder de volledige zeggenschap heeft. De rechtbank is van oordeel dat er geen rechtvaardiging is om bij een schuldoverneming als de onderhavige lichtere eisen te stellen aan de instemming van de schuldeiser dan in andere gevallen. In het vennootschapsrecht is juist tot uitdrukking gebracht dat bij handelen in verschillende hoedanigheden extra waarborgen vereist zijn om ongewenste vermenging van belangen te voorkomen. Te wijzen valt op art. 2:256 en 2:247 BW. Vertaald naar de schuldoverneming kan de instemming van de vennootschap (een rechtshandeling jegens Coenen) door Coenen als vertegenwoordiger van de vennootschap niet impliciet worden aangenomen, maar is daarvan schriftelijke vastlegging door de vennootschap vereist. Ontbreekt deze, dan moet concreet bewezen worden dat…