Naar de inhoud

Sign. - Sopora: over horizontale discriminatie en overcompensatie (NTFR-B 2015/15, F.P.G. Pötgens)

De auteur bespreekt de gevolgen van het arrest HvJ EU 24 februari 2015, nr. C-512/13 (Sopora) over de 150 km-grens in de 30%-regeling. De 150 km-grens resulteert volgens het hof alleen in een discriminatie als de 30%-regeling leidt tot een duidelijke en systematische overcompensatie van de extraterritoriale kosten. De Hoge Raad moet dit vaststellen. Hij behandelt onder meer de horizontale discriminatie van het vrije verkeer van werknemers. Het HvJ EU vindt dat een horizontale discriminatie van het vrije verkeer van werknemers door een lidstaat verboden is. De auteur acht dit een principiële beslissing van het hof. Bij horizontale discriminatie die voortvloeit uit een belastingverdrag is dit in overeenstemming met het VwEU. Verder gaat de auteur in op de vraag of de beslissing van het hof over horizontale discriminatie ook voor andere vrijheden geldt, nu het hof veel betekenis lijkt toe te kennen aan de tekst van art. 45 lid 2 VwEU. Daarna gaat de auteur in op het aspect van objectieve vergelijkbaarheid. Daarbij speelt het doel van de nationale regeling een rol. In beginsel acht het hof de 30%-regeling om die reden toch niet discriminatoir, tenzij deze systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. De auteur vindt dit een verrassende uitkomst. Er zal een vrij diepgaand onderzoek nodig zijn, omdat bij werknemers die gebruikmaken van de forfaitaire bewijsregel de omvang van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten niet bekend is.