Sign. - Stellig ontkennen is nog geen stellige ontkenning in de zin van artikel 159 lid 2 Rv
Volgens V heeft M op 12 april 2011 een geldleningsovereenkomst getekend, waaruit blijkt dat hij haar € 35.000 schuldig is. V voert aan dat M, na ondertekening van het contract, een aantal keer heeft voldaan aan de daarin afgesproken afbetalingsregeling. Met deze uitvoeringshandelingen heeft M het bestaan van de overeenkomst erkend, aldus V. Bovendien was de dochter van V aanwezig toen M zijn handtekening zette. Ten slotte overlegt V een door M getekend ontvangstbewijs van een aangetekend poststuk. Die handtekening en de handtekening onder het samenlevingscontract (tussen M en de dochter van V) lijken zoveel op die onder de geldleningsovereenkomst, dat het op zijn minst aannemelijk is dat het wel zijn handtekening betreft onder de geldleningsovereenkomst, aldus V. M volstaat met de opmerking dat hij 'stellig ontkent' dat de handtekening van hem afkomstig is en dat de handtekeningen onder de ontvangstbevestiging van het poststuk en het samenlevingscontract wezenlijk anders zijn dan die onder de overeenkomst van 12 april 2011. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het enkele feit dat M, overigens pas in het laatste processtuk, het woordje 'stellig' gebruikt, de ontkenning nog niet tot een 'stellige ontkenning' als bedoeld in artikel 159 lid 2 Rv. Om daarvan te kunnen spreken is naar het oordeel van de rechtbank nodig dat ingegaan wordt op argumenten die V aanvoert voor haar stelling dat de handtekening wel door M is gezet. M betwist echter niet dat de dochter van V aanwezig was toen hij zijn handtekening zette, en evenmin legt hij uit waarom hij wel een aantal keer aan de afbetalingsafspraak heeft voldaan. Als M die afspraak…