Sign. - Uitleg echtscheidingsconvenant: is hertrouwen aan te merken als 'vervreemding' echtelijke woning?
De man en de vrouw zijn in 1987 gescheiden. In hun echtscheidingsconvenant zijn zij onder meer overeengekomen dat de man – wegens overbedeling – aan de vrouw 35.000 gulden (€ 15.882) zal betalen zodra de echtelijke woning is vervreemd. De man blijft echter in de woning wonen en hij huwt opnieuw in gemeenschap van goederen. In het echtscheidingsconvenant was opgenomen dat het bedrag wegens overbedeling opeisbaar werd bij vervreemding van de echtelijke woning. De vrouw stelt dat er, door het tweede huwelijk van de man, sprake is van een met vervreemding van de echtelijke woning gelijk te stellen situatie. Het feit dat de man opnieuw in gemeenschap van goederen is gehuwd en de voormalige echtelijke woning, die aan hem was toegedeeld, tot deze nieuwe huwelijksgoederengemeenschap is gaan behoren, is volgens de rechtbank echter geen omstandigheid die aangemerkt kan worden als een met vervreemding vergelijkbare omstandigheid op grond waarvan het door de man nog aan zijn ex-echtgenote verschuldigde bedrag opeisbaar is geworden. Immers, de onroerende zaak behoort nog altijd tot het vermogen van de man en anderzijds is er, anders dan wanneer er zou zijn vervreemd, ook geen geld beschikbaar gekomen om eiseres te betalen, terwijl de bepaling met het oog daarop in de echtscheidingsovereenkomst is opgenomen. Verder overweegt de rechtbank nog als volgt. Het tussen partijen gewezen echtscheidingsvonnis is op 10 november 1987 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het huwelijk is ontbonden in de periode na het wijzen van het arrest HR 27 november 1981 en voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Verdeling van de boedel na echtscheiding in deze periode…